
Jurisprudentie
BG8601
Datum uitspraak2008-12-22
Datum gepubliceerd2008-12-31
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200808470/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter
Datum gepubliceerd2008-12-31
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200808470/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter
Indicatie
Bij brief van 13 oktober 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Den Helder (hierna: het college) een bedrijfscontrole aangekondigd in de inrichting van [verzoekster] aan de [locatie] te [plaats].
Uitspraak
200808470/2.
Datum uitspraak: 22 december 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekster], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Den Helder,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij brief van 13 oktober 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Den Helder (hierna: het college) een bedrijfscontrole aangekondigd in de inrichting van [verzoekster] aan de [locatie] te [plaats].
Bij besluit van 13 november 2008 heeft het college het door [verzoekster] hiertegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen dit besluit heeft [verzoekster] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 20 november 2008, beroep ingesteld.
Bij deze brief heeft [verzoekster] tevens de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 8 december 2008, waar [verzoekster], in persoon en bijgestaan door mr. G.L.J.J. Keulers en E. van der Veen, en het college, vertegenwoordigd door M.A.M. Rodenburg, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt onder besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
Ingevolge artikel 8:1, eerste lid, van de Awb, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, van die wet, voor zover hier van belang, kan een belanghebbende tegen een besluit bezwaar maken.
Ingevolge artikel 5:15, eerste lid, van de Awb is een toezichthouder bevoegd, met medeneming van de benodigde apparatuur, elke plaats te betreden met uitzondering van een woning zonder toestemming van de bewoner.
Ingevolge het tweede lid van dit artikel verschaft hij zich zo nodig toegang met behulp van de sterke arm.
2.3. Bij besluit van 13 november 2008 heeft het college het bezwaar van [verzoekster] tegen de brief van 13 oktober 2008 niet-ontvankelijk verklaard, nu deze brief volgens het college geen besluit behelst als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb.
2.3.1. De brief van 13 oktober 2008 bevat een aankondiging van een in het kader van de Wet milieubeheer uit te voeren bedrijfscontrole in de inrichting van [verzoekster], met daarbij de aankondiging dat de toezichthouders, wanneer hun geen toegang tot de inrichting wordt verschaft, zich zonodig met behulp van de sterke arm toegang zullen verschaffen. Nu de bevoegdheid van de toezichthouders om elke plaats te betreden en zich zo nodig toegang te verschaffen met behulp van de sterke arm reeds voortvloeit uit artikel 5:15 van de Algemene wet bestuursrecht, zodat voor het bestaan van die bevoegdheid geen nader besluit vereist is, kan de brief van 13 oktober 2008 niet worden aangemerkt als een besluit als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb, doch alleen als een aankondiging van voorgenomen feitelijk handelen. Nu daarom, gelet op het bepaalde in artikel 8:1, eerste lid, van de Awb, gelezen in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, van die wet, geen bezwaar openstond tegen deze brief, verwacht de voorzitter dat de Afdeling in de bodemprocedure zal oordelen dat het college het bezwaar van [verzoekster] tegen de brief van 13 oktober 2008 terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
2.4. Reeds hierom bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. M. Oosting, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R.I.Y. Lap, ambtenaar van Staat.
w.g. Oosting w.g. Lap
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 22 december 2008
288.